De zaal stroomt vol, voller dan de familie verwacht had. Al is dat voor hen op de eerste rijen vooral een kwestie van horen. Daar kijken ze gespannen voor zich uit en krijgen van wat er achter hen gebeurt alleen het geroezemoes mee.
Het past maar net of eigenlijk net niet, valt me op als ik naar mijn microfoon loop. Achterin zie ik dat twee mensen moeten staan. He, dat is vervelend want we hebben een lange zit voor de boeg. Wat ga ik hiermee doen?
Ik besluit de tijd te nemen en mijn locatiecollega’s te vragen of er misschien voor die twee mensen achterin stoelen geregeld kunnen worden. Er draaien wat gezichten mee en ik zie mensen wijzen op een lege plek hij hen in de buurt. Maar die twee verroeren zich niet. Evenmin komt er een collega als reddende engel. He verdorie, waarom nou niet. Wel hoor ik een van de medewerkers iets zeggen en gebaren over een klapstoel. Maar omdat ze ver weg is hoor ik haar niet goed. Ook de mevrouw achterin zegt iets maar voor mijn oren praat ze natuurlijk veel te zacht. Ik besluit dus maar even te wachten om te zien wat er gebeurt.
Niets dus.
Waar blijven die collega’s nou. Normaal zijn ze er direct.
Wat zeiden ze nou precies.
Waarom blijven die mensen daar gewoon staan.
Waarom gebeurt er nou niets.
Duurt lang. Wel tien minuten. Of tien seconden, dat kan ook.
Moet ik een dansje gaan maken of zo?
En dan zie ik het.
In een split second, waneer de mensen in de rij ervoor toevallig iets opzij buigen.
Neeee.... ze zitten al!! Dat zeiden ze dus. Op, juist ja, een hoge kruk, die het zitvlak inderdaad ongeveer op bilhoogte heeft zodat het lijkt alsof ze staan. O wat een oen ben ik toch dat ik dat niet direct opgepikt heb….
Prutser, zou nu iemand bij mij thuis nu zeggen… en om die gedachte moet ik eigenlijk wel lachen. Net als om de gedachte dat zo goed als iedereen in de aula al even wist wat ik nu ook eindelijk weet.
Het dansje hoeft niet, godzijdank. Dus met een stralende glimlach begin ik te praten. Dat ik namens de familie mag spreken als ik zeg blij te zijn dat er zóveel mensen gekomen zijn en dat ik nog blijer ben (nog bredere glimlach) dat iedereen een zitplek heeft gevonden. Het levert wat zacht gegrinnik op. Nu kunnen we écht beginnen met de eerste woorden van de afscheidsdienst.
Na de plechtigheid loop ik even naar de twee krukmensen toe om excuses te maken voor mijn verwarring. Gelukkig kunnen ze er smakelijk om lachen.
Niet veel later complimenteert de zoon van de overleden meneer me voor mijn mooie woorden en vooral voor mijn relaxedheid. En dat bedoelt hij anders dan ik in eerste instantie opvat. Hij zegt namelijk: “Dat je ziet dat er voor twee mensen geen stoel is en dan gewoon heel rustig de tijd neemt om te wachten tot die geregeld zijn. Geweldig!”
Geweldig, dat vind ik ook. En daarna vertel ik hem toch maar even hoe het echt zat…
תגובות