Nooit, helemaal nóóit heb ik heel bewust verder teruggedacht dan twee generaties. Mijn universum bestond uit mijzelf bij punt Nul op de tijdlijn en vóór dat punt mijn ouders, opa’s en oma’s. Voor die tijd was vast de prehistorie of zoiets.
Dat mijn ouders grootouders hebben gehad…. daar kwam ik vorige maand achter toen mijn vader me een brief van de gemeente liet zien. Een brief die ging over een familiegraf en of hij de nieuwe contactpersoon wilde zijn. Want de neef die de honneurs had waargenomen was een tijdje terug overleden.
Voor mijn vader kwam de brief als een complete verrassing. Sterker nog: mijn vader wist niet eens dat het graf er was hoewel hij er bij wijze van spreken naar toe kan kruipen, zo dichtbij ligt het. Ook kon hij zich de begrafenissen zelf niet eens herinneren. Waarschijnlijk was dat toen grote-mensen-werk waar de jeugd weggehouden werd, al was mijn vader in 1950 toch al 17. Maar om te weten waar het echt over ging bezocht hij een paar weken geleden samen met mijn moeder de begraafplaats. Al kostte het ter plekke nog wel enig speurwerk voor ze het graf gevonden hadden. Voor de zekerheid maakte hij er maar even een paar foto’s van die hij naar me doorstuurde.
Jeetje: Gerrit Vruggink en Johanna Wilhelmina Vruggink-Wesselink, mijn overgrootouders van vaders kant. Wat voor mensen het zijn geweest? Geen idee. Hun steen straalt een soberheid en robuustheid uit die ik wel ken van mijn familie. Een typische jaren ’50-steen, ik vind ‘m eigenlijk wel mooi. Mijn nieuwsgierigheid is er in ieder geval door gewekt. Snel op zoek dus naar het pakje fotokopieën dat ik ooit eens gekregen heb maar dat nu ineens spoorloos verdwenen lijkt. Verdorie, onvindbaar. Tijdelijk ten onder gegaan aan mijn te goede opruimskills waarschijnlijk.
Maar natuurlijk liggen alle foto’s en de nodige antwoorden de volgende zondagmiddag voor me klaar bij mijn ouders op tafel. Een heel oude foto zelfs van mijn betovergrootouders met eerdergenoemde Gerrit als jongeman. Spannend detail: mijn betovergrootvader had maar één hand wat hij op de foto heel slim verbergt. Een wat nieuwere foto uit omstreeks 1905 met dezelfde Gerrit maar nu als vader van mijn opa Dirk Jan, die er als klein jongetje opstaat. Een foto van 35 jaar later met míįn vader als jongetje: een foto ter ere van het 45-jarig huwelijk van opa en oma van moederskant. Mijn vader kan zich het nog herinneren: “Ik weet nog wel dat de fotograaf kwam op een zondagmiddag en dat we netjes moesten gaan staan en niet gek mochten doen.” Nou, dat de instructies goed werden opgevolgd is wel duidelijk: er wordt niet veel gelachen.
Ik zie donkere zondagse kleding, vrouwen met knipmutsen en meisjes met strikken. “Het Dorp” van Wim Sonneveld zoemt onwillekeurig door mijn hoofd. Ik hoef niet eens te vragen wie wie is want mijn vader heeft zijn huiswerk overduidelijk gedaan en weet het me allemaal te vertellen. Voor ik het weet buitelen een Abraham en heel veel Hendrikken, Jannen, Gerrits, Johanna’s en Fredrika’s -en dat in alle mogelijke combinaties- over me heen.
Al die voorouders kijken me streng aan vanachter een tafeltje en een pot chrysanten.
Terecht.
Hoe kon ik hun bestaan negeren.
Sorry mensen, duizendmaal sorry. Want hoe mooi is het om goed naar de foto’s te kijken. Mijn vader als jongetje, Opa als jonge man (zonder zijn eeuwige pet maar gelukkig wel met zijn flaporen) en Opoe als mooie vrouw van ergens in de dertig. Hoe treffend: in haar gezicht ontdek ik ineens mijn nichtjes.
Ik vraag aan mijn ouders wat voor band zij eigenlijk hadden met hun grootouders. Mijn moeder vertelt dat opa bij hen inwoonde dus die hoorde gewoon bij het gezin. Maar bij mijn vader valt het wat tegen. Hij zag zijn grootouders zelden want ze woonden "wel 20 kilometer" verderop. Twee, drie keer per jaar, dan had je het wel gehad. Voor hem waren het mensen die hij een handje moest geven voor hij buiten ging spelen met de andere kinderen. Grappig, dat herken ik van onze familiebezoeken van vroeger: het was bij Opa en Opoe vooral leuk omdat we op het erf speelden met al die neefjes en nichtjes die er op zondagmiddag ook waren.
Wat bijzonder dat een zakelijke brief van een gemeente zoveel mooie gespreksstof kan opleveren. Ik heb maar mazzel dat ik samen met mijn ouders die foto’s kan bekijken. En ik besluit toch maar eens naar het graf van mijn overgrootouders te gaan. Om ze te op mijn blote knietjes te bedanken voor de mooie familiebodem die ze gelegd hebben.